Startpagina
Overzicht Boodschappen Kindje Jezus
Zondag 13 juni 2021, Melchizedek
Na de consecratie zag ik in de H. Mis een feestelijk, maar ongewoon geklede, zeer slanke man met wit haar en baard. Hij droeg een gouden wit rijkelijk versierd hoofddeksel met een gouden rond schild vooraan. De inscriptie kon ik helaas niet lezen. Zijn onderkleed was wit met lange mouwen. Daarbovenop droeg hij iets dat leek op een Romeinse kazuifel, een brokaat misgewaad zoals een katholieke priester het draagt, maar dit was niet afgerond, maar hoekig. Het was versierd met kwasten en iets uit goud, wat ik helaas niet goed kon zien. Op zijn borst droeg hij een rijkelijk versierde efod (met goud en edelstenen). Om de mouwen was iets als een koord gewikkeld. Hij sprak:
“Zie, ik ben Melchizedek, een bekende priester van de Almachtige God. Ten tijde van het Oude Verbond leefde ik op aarde. De Heer zond mij naar jou."
Nu zag ik dat Melchizedek in elk van zijn handen de helft van een groot boek hield. Het had een prachtige boekomslag van roodgeverfd leer met een sierlijk, mooi, groot, gouden kruis erop. Helaas was het doormidden gebroken. Het was dus niet meer één boek, het was in tweeën gebroken. Melchizedek zei:
"Zij willen het breken!"
Hij ging verder:
“Wees niet bedroefd en raak niet ontmoedigd! Veel mensen en religieuzen zullen vallen. Kijk in de Heilige Schrift. Zie wat de Openbaring zegt: 144.000 zullen gered worden. Alles was al geprofeteerd door de Heilige Schrift. Zij zal zich vervullen."
Deze boodschap wordt bekend gemaakt zonder vooruit te willen lopen op het oordeel van de Rooms-katholieke Kerk.
Copyright © Manuela 2000
De Openbaring van Johannes
Apocalyps 7: DE GETEKENDEN EN DE UITVERKORENEN VOOR GODS TROON
1Daarna
zag ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde, die de vier winden der
aarde in bedwang hielden, opdat er geen wind zou waaien over land of zee of enig
geboomte. 2En
ik zag een andere engel opstijgen van de opgang der zon met het zegel van de
levende God. En hij riep met luide stem tot de vier engelen aan wie macht
gegeven was schade toe te brengen aan de aarde en de zee: 3Brengt
geen schade toe aan de aarde noch aan de zee noch aan de bomen, voordat wij de
dienstknechten van onze God met het zegel op hun voorhoofd getekend hebben.” 4En
ik vernam het aantal getekenden: honderdvierenveertigduizend waren er uit alle
stammen van de kinderen van Israël: 5twaalfduizend
getekenden uit de stam Juda, twaalfduizend uit de stam Ruben, twaalfduizend uit
de stam Gad, 6twaalfduizend
uit de stam Aser, twaalfduizend uit de stam Naftali, twaalfduizend uit de stam
Manasse, 7twaalfduizend
uit de stam Simeon, twaalfduizend uit de stam Levi, twaalfduizend uit de stam
Issakar, 8twaalfduizend
uit de stam Zebulon, twaalfduizend uit de stam Jozef, twaalfduizend uit de stam
Benjamin.
9Daarna zag ik een
grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle rassen en stammen en volken en
talen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam gekleed in witte gewaden en met
palmtakken in de hand. 10En
zij riepen allen luid: “Aan onze God die op de troon is gezeten en aan het Lam
behoort de overwinning!” 11En
al de engelen stonden rondom de troon, de oudsten en de vier dieren, en zij
wierpen zich op hun aangezicht voor de troon en aanbaden God, 12zeggend:
Amen!
Lof en heerlijkheid en wijsheid en dank,
eer en macht en sterkte
aan onze God
in de eeuwen der eeuwen, Amen!”
13Toen richtte zich
een van de oudsten tot mij en zei: “Wie zijn dat in die witte gewaden en waar
komen zij vandaan? 14Ik
antwoordde hem: “Heer, dat weet gij.” Toen zei hij: “Dat zijn degenen die komen
uit de grote verdrukking, die hun gewaden hebben wit gewassen in het bloed van
het Lam. 15Daarom
staan zij voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en
Hij die op de troon is gezeten zal zijn tent over hen uitspreiden. 16Zij
zullen nooit meer honger of dorst lijden, geen zonnesteek of woestijngloed zal
hen treffen, 17want
het Lam in het midden van de troon zal hen weiden en voeren naar de waterbronnen
van het leven, en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.”
14 HET LAM EN DE ZIJNEN
1Weer keek ik, en zie, daar stond het Lam op de berg Sion, en met Hem honderdvierenveertigduizend. Die droegen zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven. 2En ik hoorde uit de hemel een geluid als het gedruis van vele wateren en het dreunen van de donder. En het geluid dat ik hoorde, was de klank van citerspelers die op hun citers speelden. 3En zij zongen een nieuw lied, staande voor de troon en voor de vier dieren en de oudsten. En niemand kon het lied leren dan alleen de honderdvierenveertigduizend vrijgekochten van de aarde. 4Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt; maagden zijn het en zij volgen het Lam waarheen het ook gaat. Zij zijn vrijgekocht als de eerstelingen van de mensheid, voor God en het Lam. 5En in hun mond is geen leugen gevonden: zij zijn zonder smet.
Melchisedech:
Genesis 14:18En Melchisedek, de koning van Salem, bood hem brood en wijn aan. Hij was priester van God de Allerhoogste. zegende hij hem met deze woorden: `Gezegend zij Abram door God de Allerhoogste, die de hemel en de aarde gemaakt heeft, 20en gezegend zij God de Allerhoogste, die uw vijand aan u heeft overgeleverd!' En Abram gaf hem van alles een tiende deel. 21De koning van Sodom zei tot Abram: `Geef mij alleen de mensen terug, de buit kunt u zelf houden.' 22Maar Abram zei tot de koning van Sodom: `Met opgeheven hand zweer ik bij Jahwe, God de Allerhoogste, die de hemel en de aarde gemaakt heeft: 23ik wil niets van u hebben, geen draad en geen schoenriem, niets van wat u toebehoort. U moet niet kunnen zeggen dat u Abram rijk hebt gemaakt. 24Niets daarvan. Ik vraag alleen maar wat de mannen verteerd hebben, en het deel van Aner, Eskol en Mamre, die met mij zijn uitgetrokken; laat hen nemen wat hun toekomt.'