Startpagina
Overzicht Boodschappen Kindje Jezus

Buitengewone Boodschap van het Kindje Jezus van Praag
in Sievernich op zaterdag 21 maart 2020

Het Kindje Jezus verscheen, zoals ik het ken, als Kindje Jezus van Praag met een kroon, het gewaad en mantel in Zijn Kostbaar Bloed, geborduurd met rood- en goudbrokaat. Het Kindje verscheen met een opgerolde witte doek en het Gouden Boek. Het Kindje spreidde de doek uit en gaf teken dat ik erop moest knielen en het Onze Vader bidden. Daarna zegende het Kindje me met een kruisteken op mijn voorhoofd. Ik moest hierbij bidden: In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het Kindje keek in mijn ogen. Het hield mijn kin een tijdje vast, dat wil zeggen, Zijn hand lag onder mijn kin.

Toen sprak het Kindje:

'Ik laat toe dat Mijn volk, de hele mensheid, een tijd van boete moet meemaken, zoals Ik het jou vaak heb aangekondigd. Ze zijn Mij, hun Heer, vergeten. Ik sta toe dat jullie het zonder Mijn Lichaam, Mijn Vlees en Bloed moeten stellen. Mijn Wil is dat jullie vragen dat Ik geestelijk tot jullie kom. Dagelijks dag heb Ik Mij als slachtoffer aan de mensheid gegeven. Hebben jullie Mijn Offer gewaardeerd? Afgoden zijn in Mijn plaats in Mijn heiligdom gekomen. Mijn Woord werd niet meer geleefd en naar believen uitgelegd. De H. Schrift werd door jullie veranderd. Een tijd van boetedoening en bezinning zal Mijn getrouwen versterken. Voor de mensheid is het een oproep tot bekering van hun zonden. Ik ben bij jullie en verlaat jullie niet. Vraag om Mijn hulp, heilig jullie in gebed. Dit is een tijd van vragen. De tijd van jullie eisen zijn voorbij. (toelichting: bedoeld zijn waarschijnlijk de verlangde moderne aanpassingen zoals celibaat, vrouwelijke priesters en dies meer)

Als de mensheid zich niet bekeert na deze tijd van berouw, zal Ik Mijn scepter naar de mensheid buigen. Dit is Mijn oproep aan jullie, niet om jullie te straffen. Ik wil jullie redden voor het eeuwige leven. Er is zoveel gebeurd, Ik keek naar de mensheid, naar Mijn Kerk. Mijn Allerheiligste Moeder zond Ik naar jullie en Haar woord werd afgewezen, net zoals Mijn Lichaam werd verworpen. Mijn Lichaam wens Ik in geheiligde handen, en jullie (priesters) geven het zoals een maaltijd, een stuk brood dat iedereen kan bekomen.

Ik ben zelf de Hogepriester van de Eeuwige Vader en heb het priesterschap ingesteld. Jullie moesten het jullie hele leven bewaren over alle generaties heen. Hoe gaan jullie om met Mijn nalatenschap? Bewaren jullie het priesterschap in Mijn naam? Niet de wereld heeft het priesterschap ingesteld. Daarom kan het nooit van de wereld zijn. Ik heb het in de wereld ingesteld zodat Ik door Mijn priesters bij jullie ben en jullie worden gesterkt in de sacramenten van Mijn Kerk. Het priesterschap is niet wereldlijk te verwerven. Maar veel mensen willen alles naar eigen wensen vormen.

Ik heb wegens de grote misdrijven, het groot wangedrag van Mijn gewijde priesters hun vernederingen toegelaten. Ik heb gezien hoe de vlam van Mijn liefde in hun hart is gedoofd. Het is een gruwel voor Mij als Mijn priesters verwereldlijken. Zij mogen maar één Heer, Mij dienen. Ik heb de tijd van bekering en berouw toegelaten zodat jullie tot inkeer komen en inzien, overdenken dat jullie God niet zijn.

Het Kindje Jezus komt nu met Zijn gelaat dicht bij mijn gezicht.

'Jullie zonden schreeuwen ten Hemel', zegt het Kindje, 'jullie gebrek aan eerbied, de moord op de allerkleinsten in jullie lichaam, de uitbuiting van mensen en Mijn schepping, de oorlogen, al jullie liefdeloosheid, slechts gebaseerd op jullie hardvochtigheid. Val op jullie knieën in jullie huizen en bid de rozenkrans. Bid tot Mijn Kostbaar Bloed. Bid een Akte van volmaakt Berouw. Jullie kunnen door jullie boete, berouw en bekering de wereld redden. Bekeer jullie!"

Het Kindje Jezus kust me op het voorhoofd en zegent me. Dan zie ik het Kindje niet meer.

DE AKTE VAN HET VOLLEDIG BEROUW VOLGENS DE KATHOLIEKE CATECHISMUS VAN DE H. ROBERT BELLARMIN


Men spreekt met een oprecht hart tot de Heer:

Mijn God, U bent de oneindige goedheid en waardig boven alles om bemind te worden.

Daarom bemin ik U uit heel mijn hart en boven alles.

Daarom heb ik spijt en het doet me uit ganser harte pijn om U beledigd te hebben.

Met Uw allerheiligste genade neem ik me vast voor om U nooit meer te beledigen.

Verder volgens de katholieke Catechismus van Robert Bellarmin:

'Wie een akte van volledig berouw bidt, bekomt onmiddellijk vergeving van de zonde, ook al is hij nog steeds verplicht die zonde te zijner tijd te biechten.'

Verder: Indien iemand zich in doodsgevaar bevindt en er is geen biechtgelegenheid, hoe kan hij zich dan van de zonde bevrijden?

Hij kan zichzelf bevrijden door een Akte van volkomen Berouw.”

(Bron: pagina 59, Robert Bellarmin: Catechismus, Credo, Onze Vader

Echter Verlag 2008, Würzburg, ISBN 978-3-42903046-9. Vertaald en uitgegeven door Andreas Wollbold.)

1 Kor. 11, 23-32

Want ik heb van de Heer ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn Lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heer, totdat Hij komt. Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Heer drinkt, is schuldig aan het Lichaam en Bloed van de Heer. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het Lichaam van de Heer niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u veel zwakken en zieken, en velen zijn ontslapen. Want als wij onszelf zouden beoordelen, zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heer bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden.